Pagina's

woensdag 29 mei 2013

Wat is de waarde van werk?

Er zit iets scheef in ons denken als het gaat om waardering van werk. Mensen met een betaalde baan worden hoger gewaardeerd dan mensen die onbetaald werk doen. Net of onbetaald werk minderwaardig is. Hetzelfde geldt voor lager betaald werk. Levert een vuilnisman een lagere waarde voor de samenleving dan iemand die bij een bank werkt?

Het afgelopen jaar reisde ik een aantal keer naar Brussel om mee te praten over een nieuw Europees pensioenstelsel. Toen ik mijn vader daarover informeerde was het enige dat hij zei: “En heb je daar nu wat mee verdiend?” Daar stond ik dan met mijn mond vol tanden. Nadat ik was hersteld van deze ontnuchtering kon ik alleen maar uitbrengen: “Nee pap, dit was voor de politiek, er is meer in het leven dan alleen geld verdienen.”

De houding van mijn vader vergoelijk ik maar met de gedachte dat hij bezorgd is over mij en dat hij voor mij het beste wil en daarbij mij de makkelijkste weg toewenst. Maar voor mij is de makkelijkste weg niet altijd de meest voor de hand liggende, omdat ik ook de ervaring belangrijk vind. Dat ik naast inkomen vooral de uitdaging, zingeving en het leeraspect in mijn werk verkies krijg ik er bij hem niet in.

Niet achter de geraniums
De laatste jaren kom ik steeds meer mensen tegen die iets doen voor de samenleving terwijl ze er niet voor betaald worden. Die mensen doen dat vanuit hun bevlogenheid om iets te veranderen aan de samenleving of om anderen in de samenleving te helpen. Die mensen halen energie uit hetgeen ze doen, vaak is dat voldoende. Wat voor mij als een paal boven water staat is dat het waarde toevoegt. Juist dit is het nieuwe element in de economie van de 21e eeuw.

Het kan niet vaak genoeg herhaald worden: vrijwilligerswerk is ook werk! Het kan zelfs een hulpmiddel zijn voor werklozen om uit hun soms uitzichtloze positie te komen. Dat de overheid daar niet vanuit gaat blijkt uit het reclamespotje: “Doet u vrijwilligerswerk, geef dit dan door aan uw uitkeringsinstantie, want het kan gevolgen hebben voor uw uitkering.” Permanente inzetbaarheid is leidend bij een werkloosheidsuitkering. Kwantiteit boven kwaliteit.

Onlangs hoorde ik het verhaal van iemand met een chronische ziekte die niet meer kan werken maar voor de afleiding koffie schenkt in een verzorgingshuis. Met zijn scootmobiel rijdt hij naar mensen die nog minder kunnen dan hij. Maar hij is ermee gestopt omdat de sociale dienst teveel vragen stelde en hij er last mee kreeg en niet het risico wilde lopen zijn uitkering kwijt te raken. Nu zit hij doelloos thuis. Ons systeem laat niet toe dat iemand die dat wil toch iets kan doen voor de samenleving.

Waardering voor werk
“De moderne held is een werkende held” legt de Brits filosoof Alain de Botton uit. Wij voelen ons doorgaans gelukkiger op het werk dan thuis. Werk wordt namelijk hoog gewaardeerd. Niet alleen door onze omgeving maar ook door onszelf. Wij zijn wat wij doen. Mensen kunnen zich in het werk verliezen en werk gaan zien als de meest belangrijke activiteit van hun bestaan, zelfs zo erg dat privérelaties verstoord raken en gezinnen ontwricht. Ook nemen veel mensen stress op het werk of vervelende omstandigheden voor lief om hun werkzekerheid te garanderen waarbij niet slechts financiën een rol spelen. Van de ons zelf opgelegde perceptie maken bedrijven gretig gebruik.

Werk is een hoog goed geworden en de verwachtingen ten aanzien van een succesvolle carrière zijn hooggespannen. Dat wordt ons al met de paplepel ingegeven. Daarom is het voor de meeste mensen ook zo ontzettend moeilijk om met werkloosheid om te gaan. De meeste mensen identificeren zich met het werk en zodra dat wegvalt, raken ze niet alleen hun geluksgevoel - hoe klein ook - kwijt maar ook hun identiteit en status en ultimo ook het bijbehorende inkomen. Wie niet werkt wordt toch vaak wat argwanend bekeken of gezien als profiteur van het systeem, vooral als diegene een uitkering ontvangt.

Dienstbaarheid loont
Ik heb een tijd in Engeland gewerkt. In het begin verbaasde ik mij erover dat er nog functies waren als portier, liftboy, gastvrouwen die je in een gebouw naar de juiste plaats brengen en winkelbedienden die je boodschappen inpakken. Niet alleen is het erg plezierig om begeleid te worden in een onbekende omgeving, maar het heeft beslist een sociale functie en houdt mensen in het arbeidsproces die anders wellicht uitzichtloos op de bank zouden zitten.

De manier waarop wij tegen de rol en de status van werk aankijken is scheefgegroeid en moet echt veranderen als we een gezonde samenleving willen houden. Wij zijn zo doorgeschoten dat wij liever betaald op andermans kinderen passen dan onbetaald op onze eigen kinderen, want dan tel je niet echt mee in de maatschappij. Je bent pas iemand als je een baan hebt. Raar toch?

In de discussies die ik vaak voer over de invoering van een basisinkomen voor iedereen komt ook steevast de opmerking voorbij: “Ja, maar je moet toch werken voor je geld!” Ondanks de verschillen in perceptie over het soort werk wordt werken toch hoger gewaardeerd dan niets doen. Mensen willen dus wel degelijk werken, is het niet betaald dan maar onbetaald. Als dan werk zo’n belangrijke rol speelt in ons bestaan, waarom waarderen we dan niet iedereen die zich inspant voor de samenleving? Daarmee waarderen we niet alleen de burger die iets doet voor zijn medemens maar verhogen we ook de bereidheid om je in te spannen. Laten we er vandaag nog mee beginnen. Ik blijf er over praten en over schrijven.
 

donderdag 23 mei 2013

Crisis als kans

Nederland is in het verleden vaak voorbeeldland geweest. Nu lijkt die rol ver te zoeken en worden wij links en rechts ingehaald door landen die het voortouw nemen. Onze historische rol lijkt uitgespeeld. Wat is nu de volgende stap om te nemen?

Hallo wakker worden!
Nederland heeft een sterke traditie als het gaat om vrijheid en tolerantie waarbij andersdenkenden en minderheden werden gerespecteerd. Discussies over vrijheid van godsdienst, vrijheid van meningsuiting, euthanasie en het homohuwelijk zijn daar voorbeelden van. De laatste 10 jaar is daarin echter een kentering ontstaan, zeker na de gebeurtenissen van 9/11. Wij zijn niet meer zo verdraagzaam en uitnodigend als het gaat om andere culturen, meningen en ideeën. Terwijl dit altijd ons handelsmerk en onze kracht is geweest.

Vooral sinds de 17e eeuw hebben wij internationaal de toon gezet op terrein van de vrije handel. Jarenlang liepen wij voorop als het om ontwikkelingshulp ging en waren wij voorloper wat duurzame energie betrof, maar steeds meer hebben wij die posities laten lopen. Als voorvechter van democratie stonden wij aan de wieg van de EU. Vraag de Nederlander van vandaag of we in de EU moeten blijven en de meerderheid is tegen. We nemen niet eens meer de moeite onze voortrekkerspositie van tolerante natie hoog te houden.

Wakker worden
Toch laat niet iedereen het over zijn kant gaan. Aangewakkerd door de economische crisis is op verschillende plekken het protest te horen. De roep dat “genoeg is genoeg” en dat de ongebreidelde economische groei zijn langste tijd gehad heeft, worden steeds luider. Ondanks alle goedbedoelde pogingen blijft het heel erg bij korte acties en blijven we er vooral over nadenken en praten. En als er al actie is (denk aan Occupy) dan wordt die nauwelijks serieus genomen. De echte massale actie ontbreekt. Blijkbaar hebben we het te goed en is er geen reden om in beweging te komen. Of is de verandering waar we voor staan zo ingewikkeld dat we niet weten wat we moeten doen? Moeten we wel wat doen? En zo ja, hoe moeten we het dan aanpakken?

Hoe gek het ook klinkt, we hebben de crisis waarin we ons bevinden zelf gecreëerd, omdat we dit nodig hebben om de transitie te kunnen maken. Is het niet zo dat we pas bewegen als het te heet wordt onder onze voeten? Het is zaak dat we wakker worden en op een dieper niveau actie gaan ondernemen.

De grens van wat we kennen
De verandering is niet van dien aard dat we het verleden in een trend kunnen doortrekken naar de toekomst. De ontwikkelingen van de laatste decennia, vooral die van de wetenschap, hebben ons aan de grenzen van onze denkkaders gebracht. Wij kijken aan tegen een trendbreuk. De bekende modellen waarop we ons bestaan baseren kraken, ons wereldbeeld, onze houvast, wankelt.

De mensheid staat op het punt een dimensieverschuiving mee te maken, van de derde naar de vierde (tijd) en de vijfde (transparantie en openheid) dimensie. Alle signalen hiervoor zijn duidelijk: de neutrino reisde sneller dan de tijd; de beerputten gaan open en wat onzichtbaar was wordt zichtbaar (graaiende managers, de macht van het geld, misstanden in de Katholieke kerk, wikileaks, de macht van de multinationals, de waarheid over ons voedsel). Omdat niemand weet hoe de verschuiving plaatsvindt en wat de gevolgen zijn is iedereen in verwarring of zelf in angst.

Eenheidsbewustzijn
Waar het nu om gaat is dat we leren bewuste keuzes te maken. Daarvoor is nodig dat we naar ons innerlijk leren luisteren en beseffen dat waarde belangrijker is dan prestatie. Dat we ons uiterlijk lang genoeg gekoesterd en bevredigd hebben. Dat we de menselijke maat moeten herstellen alsook de integriteit naar onszelf en de medemens. Want vanuit het eenheidsprincipe geldt: “wat ik jou aandoe doe ik indirect mijzelf aan”. Vanuit dit principe komt gelijk de ethiek weer aan de orde en wordt de normen en waarden discussie weer hanteerbaar met herstel van tolerantie naar de ander en een gezonde gevoel van vrijheid van onszelf.

Ieder individu heeft een ander leertraject daarom is het belangrijk dat ieder zijn eigen pad kiest om te leren luisteren naar het innerlijk. Hulpmiddelen hierbij zijn rust nemen, meditatie, mindfulness, pelgrimeren, de stilte opzoeken en je verbinden met jezelf en de ander. Het startpunt hierbij is “hou het klein, dicht bij jezelf, dicht bij wie jij bent”. Als wij dit op een goede manier aanpakken dan is het voor Nederland wederom mogelijk om een voortrekkersrol in te nemen. Een rol waarbij we laten zien hoe het anders kan, een rol die we in het verleden al met goed gevolg hebben afgelegd, een rol die ons past. We kunnen het, we hebben de capaciteiten in huis, maar we moeten het wel doen!

vrijdag 17 mei 2013

Schone kleding

We willen welvaart maar liefst tegen zo’n laag mogelijke prijs. Staan we er wel voldoende bij stil waar onze spullen vandaan komen, hoe ze gemaakt worden en door wie? En zijn we er ons van bewust dat we nog steeds steun geven aan slavernij? Wat doe jij er aan?

Daags voor Koninginnedag kocht ik een nieuw oranje T-shirt. De oude was wat verwassen en had zijn uitstraling verloren. Niet waardig genoeg om te dragen op onze nationale feestdag waarop we ook nog eens een nieuwe Koning zouden krijgen. Vroeg in de ochtend van 30 april trok ik het shirt uit de kast. Het kaartje zat er nog aan. Met mijn schaar in de aanslag om het eraf te knippen viel, tot mijn grote ontsteltenis, mijn oog op: made in Bangladesh! Het kon toch niet waar zijn dat ik een bijdrage had geleverd aan de slechte arbeidsomstandigheden waardoor bijna 1000 mensen onder het puin lagen van de ingestorte kledingfabriek. Ik stond in tweestrijd: aantrekken en feestvieren of terugbrengen naar de winkel?

Misstanden in de kledingindustrie
De kranten staan wekenlang bol van de ramp die op 24 april 2013 plaatsvond in een kledingfabriek in Savar, een buitenwijk van Dhaka in Bangladesh. Door ondeugdelijke bouwvoorschriften stortte een gebouw in dat meerdere kledingfabriekjes herbergde, met ca. 1000 doden en 2500 gewonden tot gevolg.

Het is niet de eerste keer dat er iets ernstig mis gaat in de kledingindustrie in Bangladesh. Eind 2012 nog kwamen meer dan 100 textielarbeiders om bij een brand in een kledingfabriek doordat mensen als ratten in de val opgesloten zaten. Niet alleen de bouw- en veiligheidsvoorschriften laten te wensen over, maar het wordt nu ook pijnlijk zichtbaar dat de textielwerkers, veelal jonge vrouwen, onder erbarmelijke omstandigheden, opgepropt in overvolle fabriekjes, lange dagen maken tegen een schamel loon.

Schone Kleren Campagne
Al jaren pleit de organisatie ‘Schone Kleren’ voor betere omstandigheden voor de werkers in de kledingindustrie. Na China en India komt de meeste door ons geïmporteerde kleding uit Bangladesh, waar de laagste lonen ter wereld worden uitbetaald. Voor minder dan 40 euro per maand zijn mensen overgeleverd aan levensgevaarlijke omstandigheden. Beelden worden opgeroepen van onze eigen ervaring in de Industriële Revolutie in de 18e en 19e eeuw.

Slechts 5% van de prijs die we betalen voor onze kleding wordt besteed aan de productie. De rest gaat op aan transport, de marketing van het merk en het kledingbedrijf dat het de consument te koop aanbiedt. We hebben dus allemaal boter op ons hoofd en houden tegen beter weten in slavernij in stand. Bangladesh exporteert jaarlijks voor 14,4 miljard euro aan textiel. Al zou er 1% extra ten goede komen aan de verbetering van de arbeidsomstandigheden dan gaat het al om een gigantisch bedrag. En zeg nu zelf we zijn toch best bereid om een extra bedragje te betalen voor het verbeteren van omstandigheden ter plaatse, al was het alleen maar om ons schuldgevoel af te kopen.

Textielarbeiders in Bangladesh © afp.

Ploumen neemt actie nu het kalf verdronken is….
Met de ramp van deze omvang lijkt iedereen ineens wakker geschud. Disney kondigde aan geen kleding meer te laten vervaardigen in Bangladesh. Kledingbedrijven tekenen in alle haast een akkoord voor strengere regels betreffende kledingfabrieken in Bangladesh. De EU overweegt economische maatregelen en onze eigen Minister Ploumen van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voert de druk op richting de Bengaalse overheid om de misstanden aan te pakken. Gelukkig wordt er wat aan gedaan. Maar waarom zo laat? We weten het toch al jaren. Iedereen kan toch op zijn vingers natellen dat een T-shirt van een paar euro niet kan. En toch sluiten we onze ogen ervoor.

Wat heb ik gedaan
Ik heb het er niet bij laten zitten. Na Koninginnedag heb ik de directie van Charles Vögele, waar ik mijn oranje T-shirt had gekocht, een briefje gestuurd en om opheldering gevraagd omdat de website te weinig inzicht verschafte. Na een paar dagen kreeg ik het volgende antwoord terug:

Verzonden: woensdag 8-5-2013 14:16
Beste mevrouw Verburg,

Charles Vögele produceert ca. 90% van de kleding in Azië, waarvan 40% in Bangladesh. Charles Vögele heeft echter geen kleding geproduceerd bij de textielfabrikant die door het ongeluk getroffen is. 

Uiteraard is Charles Vögele als onderneming, die onder andere in Bangladesh produceert, zich bewust van haar verantwoordelijkheid. Door het lidmaatschap bij de Business Social Compliance Initiative zijn wij verplicht, regelmatig BSCI-Audits door audit-firma´s door te laten voeren. Charles Vögele werkt alleen met textielfabrikanten samen, die de BSCI-Gedragscode accepteren. Deze code is gebaseerd op het principe dat bedrijven, die goederen voor Charles Vögele maken, de wetten en voorschriften van de betreffende landen volgen. Daardoor zijn onder andere de arbeidsvoorwaarden volgens contract geregeld en wel in overeenstemming met de Conventies van de International Labour Organization (ILO), de universele verklaring van de mensenrechten van de Verenigde Naties, de UN-Kinderrechtconventie als ook de Conventie ter bestrijding van elke vorm van vrouwendiscriminatie (CEDAW), de UN Global Compact en de OECD-Richtlijnen. Ook deze richtlijnen zijn een vast bestanddeel van het leveranciersverdrag en regelen de nakoming van sociale minimumnormen. Verder is de Charles Vögele groep reeds sinds 2001 officieel lid van de mensenrechtenorgansatie Social Accountability International (SAI), gezeteld in New York. Deze organisatie is de uitgever en beheerder van de internationaal erkende Social Accountability 8000.

Naast bovenstaande beschikt Charles Vögele ter plekke over eigen bedrijfsauditors, die regelmatig controles bij leveranciers uitvoeren en deze bij de omzetting van diverse Corporate Social Responsibility thema´s ondersteunen. Ook de nakoming van de Occupational Health & Safety richtlijnen wordt regelmatig en onaangekondigd gecheckt. Zo worden de leveranciers 5 tot 6 keer per jaar (ook onaangekondigd) gecontroleerd en worden er 3 tot 4 keer per jaar zogenaamde „Fire-Audits“ doorgevoerd. Uiteraard ondersteunen wij de leveranciers bij de implementatie van deze richtlijnen en de opvolging ervan. Bij niet nakomen van de afspraken kan de samenwerking met een leverancier, die de veiligheidsrichtlijnen niet opvolgt, worden beëindigd.

Ik hoop dat ik hiermee uw vraag beantwoord heb.
Met vriendelijke groet,
Ingrid van Langen
Assistant to the General Manager Benelux

Mijn conclusie
Niet alle kledingbedrijven gaan onverantwoord om met hun inkoopbeleid en hun verantwoordelijkheid voor de totale keten. Toch blijft de vraag in hoeverre de activiteiten van de kledingbedrijven toereikend zijn om de arbeidsomstandigheden daadwerkelijk aan te pakken. Daarom roep ik iedereen op om alert te blijven en misstanden in de gaten te houden. En blijf je realiseren dat aan hele goedkope kleding altijd een ‘prijskaartje’ hangt. Daar wil je toch geen deelgenoot van zijn!